Grondbeleid
Het grondbeleid is een instrument voor realisatie van het ruimtelijk en sectoraal beleid voor locatie- en gebiedsontwikkeling. Er zijn twee vormen van grondbeleid: actief en faciliterend grondbeleid. Bij faciliterend grondbeleid ontwikkelen private partijen op eigen grond en beperkt de gemeente zich tot het stellen van ruimtelijke kaders, ondersteunen en begeleiden. Resultaten vanuit het faciliterende grondbeleid worden nader toegelicht onder programma 13: Stadsontwikkeling en Wonen.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de behaalde resultaten vanuit actief grondbeleid.
Bij actief grondbeleid exploiteert de gemeente zelf grond in de vorm van gemeentelijke grondexploitaties. Hierbij worden gronden aangekocht, wordt er gesloopt en bouwrijp gemaakt om bouwrijpe grond uit te geven en de openbare ruimte opnieuw in te richten. Dit geeft extra sturingsmogelijkheden voor de gemeente, maar gaat ook gemoeid met financiële risico’s. Doelstelling is echter niet primair het behalen van financieel rendement, maar het bereiken van het gewenste voorzieningenniveau voor inwoners en bedrijven. Vanwege hun aard en omvang zijn grondexploitaties per definitie kapitaalintensief. Zowel aan de opbrengsten- als kostenkant van de grondexploitaties gaat het om veel geld. Daarbij hebben grondexploitaties vaak een lange looptijd, wat een extra mate van onzekerheid geeft. Dit maakt dat actief grondbeleid vraagt om goede verantwoording. In de beleidstoelichting op programma 13 worden de resultaten van de individuele grondexploitaties over 2018 toegelicht. Aanvullend hierop wordt in deze paragraaf op portefeuilleniveau toegelicht welke resultaten in 2018 zijn behaald, hoe de portefeuille zich financieel heeft ontwikkeld en/of de buffers voor risico’s en negatieve plannen toereikend zijn om (toekomstige) tegenvallers op te vangen. Daarna volgt een nadere toelichting op de ontwikkeling en toereikendheid van de Reserve grondbedrijf (RGB) en de Voorziening Negatieve Plannen (VNP). Belangrijke ontwikkelingen op projectniveau worden toegelicht in het onderdeel ontwikkeling plansaldo.
Vanwege het ontbreken van grootschalige uitleggebieden zal de toekomstige ruimtelijke ontwikkelopgave van Den Haag overwegend binnenstedelijk worden ingevuld. Het college heeft onder andere het Central Innovation District (CID) en Zuid West benoemd waar deze ontwikkelopgave mogelijk kan plaatsvinden. Het is van belang de beschikbare locaties efficiënt te benutten, onder meer door te bouwen in hoge dichtheden met bijzondere aandacht voor een kwalitatief hoogwaardige leefomgeving. Binnenstedelijk verdichten met een actieve rol van de gemeente laat overwegend een sterk nadelig financieel saldo zien. Dit komt onder andere door hoge verwervingswaarden, de looptijd en complexiteit van plan- en ontwikkelprocessen en dure (ondergrondse) parkeeroplossingen. Aanvullend zijn vaak bodemsaneringen nodig voordat gebieden kunnen worden ontwikkeld en moet de infrastructuur grootschalig worden aangepast. Dergelijke hoge kosten zorgen per saldo veelal voor een tekort op de grondexploitatie. Bovendien vergt een gebiedstransformatie een forse voorinvestering met een lange terugverdientijd, waardoor een hoog risicoprofiel ontstaat. Bij het optreden van risico’s binnen de gestelde plankaders vangt de RGB de verslechtering van het saldo via een dotatie aan de VNP op. Het benodigd weerstandsvermogen in de RGB moet in meerjarenperspectief worden beschouwd en wordt jaarlijks bij de meerjarenprognose Grondexploitaties (MPG) vastgesteld.